Transparante strook

Spelling woorden met dubbele medeklinkers

Vul in elke zin twee woorden in: een bijvoeglijk naamwoord van het werkwoord dat ervoor staat en een van deze woorden (1) = enigszins, (2) = alleszins, (3) = geenszins.

laden1. De aanhangwagen hangt (1) scheef.
bederven2. Het voedsel mag (3) verkocht worden.
vragen3. Het bedrag is (2) aanvaardbaar.
verzinnen4. Het verhaal was (1) saai.
versieren5. De wagen krijgt (2) waardering.
bespuiten6. Ze wil dat fruit (3) eten.
redden7. Het kind keek (1) verbaasd.
geven8. Het antwoord is (2) betrouwbaar.
verliezen9. Een wedstrijd is (3) een ramp.
maken10. De kosten worden (2) vergoed.