Transparante strook

Spelling afkortingen

Eén woord in elke zin kan je afkorten? Zet dat woord afgekort achter de zin.

  1. De voorzitter gaf het woord aan mevrouw Willems.
  2. De winkel is gesloten van 15 tot en met 21 mei.
  3. Dat komt onder andere door het slechte weer.
  4. Het orkest staat onder leiding van de dirigent.
  5. De schepen kwam in plaats van de burgemeester.
  6. Voeten vegen, alstublieft.
  7. We vertrekken zo vroeg mogelijk, dat wil zeggen morgen.
  8. Het water wordt door middel van buizen afgevoerd.
  9. Paul ligt in het ziekenhuis ten gevolge van een ongeval.
  10. Elke Smits woont in nummer 52.
  11. Dat is gelegen in de Kerkstraat.
  12. Onderaan op het blad staat: zie ommezijde.
  13. Achteraan op de omslag schreef hij: afzender Jan Sterckx.
  14. Anke volgt een cursus eerste hulp bij ongevallen.
  15. Onderaan bladzijde 8 staat alles wat je nodig hebt.