Transparante strook

Spelling meervouden van woorden oefenen

Zet de woorden tussen haakjes in het meervoud.

1. Marina telt de (pagina) van het kleurboek.
2. Vader bekijkt altijd dezelfde (programma) op televisie.
3. Ik vroeg raad aan mijn (collega) .
4. Heeft Paula interessante (hobby) ?
5. Ik raad je aan vooral geen (risico) te lopen.
6. Dagelijks gebeuren er (drama) in ons land.
7. Kristel krijgt twee (lolly) van haar buurvrouw.
8. Hij vergeleek verschillende (video) .
9. Wil je even in je (nota) kijken?
10. Er zijn verschillende (kassa) open in het warenhuis.
11. Hoeveel (cafetaria) zijn er in je gemeente?
12. In de dierentuin keek Merel geïnteresseerd naar de (lama) .